NEW YORK – Iedereen heeft behoefte aan een schuldige, en voor velen die zich richten op klimaat en duurzaamheid is economische groei – het kapitalisme – een handig doelwit. Dit is begrijpelijk. Economische expansie is het ultieme kapitalistische gebod, maar oneindige materiële groei op een eindige planeet is fysiek onmogelijk. Vandaar de opkomst van ‘degrowth,’ ‘agrowth,’ ‘post-growth’ en andere concepten die zijn ontstaan om de schijnbaar doordachte kritiek op het ‘standaard’ economische model te onderbouwen.
Maar als je onder de oppervlakte kijkt, zul je zien dat deze botsing van wereldbeelden meer te maken heeft met retoriek dan met feitelijk beleid. Het leidt ook af.
In plaats daarvan moet de focus liggen op het terugdringen van koolstof en andere vormen van vervuiling. Terwijl koolstofrijke, weinig efficiënte economische activiteiten – en soms hele sectoren – moeten krimpen, moeten koolstofarme, zeer efficiënte activiteiten en sectoren groeien. Het benutten van dit natuurlijke proces van ‘creatieve vernietiging’ betekent niet dat we laissez-faire moeten omarmen, waarbij beleidsmakers aan de zijlijn passief toekijken.
Denk aan de enorme negatieve maatschappelijke kosten die gepaard gaan met de verbranding van olie, kolen en gas. Volgens de beste schattingen die we hebben, zijn de maatschappelijke kosten van koolstof in de Verenigde Staten de afgelopen tien jaar bijna verviervoudigd, van ongeveer vijftig dollar per ton uitgestoten kooldioxide naar bijna tweehonderd dollar – en zelfs dat is slechts een gedeeltelijke schatting van de werkelijke kosten.
Alles bij elkaar veroorzaakt elk vat olie en elke ton steenkool die wordt verbrand meer externe schade dan het toevoegt aan het bbp – en dan hebben we andere belangrijke milieufactoren zoals landgebruik en biodiversiteit nog niet eens meegerekend. Gezien deze hoge en stijgende kosten is het beleidsvoorschrift al lang duidelijk: zet een prijs op koolstof. Of nog beter, beprijs alle negatieve externaliteiten en subsidieer de positieve.
De Amerikaanse Inflation Reduction Act (IRA) van vorig jaar werkt in beide richtingen. Maar hoewel de wet een weinig bekende directe prijs voor methaanemissies als gevolg van olie- en gasactiviteiten bevat, ligt de nadruk op subsidies en belastingkredieten. Door het potentieel van markten te benutten en economische groei op specifieke gebieden te stimuleren, vertegenwoordigt hij ‘groen industriebeleid’ in actie.
Een dergelijke actieve betrokkenheid van de overheid bij de economie roept een heleboel vragen op. Waar geen twijfel over bestaat, is dat honderden miljarden dollars aan overheidssubsidies de ontwikkeling van hernieuwbare energie, accu-opslag, schoon vervoer en andere belangrijke technologieën in onderontwikkelde sectoren zullen stimuleren. Bovendien zal al die ontwikkeling economische groei genereren, zoals gemeten in de engste zin van het woord door middel van traditionele statistieken over bbp, economische toegevoegde waarde en werkgelegenheid.
Betekent dit dat groei tegen elke prijs goed is? Duidelijk niet. Noch is uitsluitend ‘groene groei’ noodzakelijkerwijs wenselijk wanneer het door een aantal andere lenzen wordt bekeken. De snelle toepassing van koolstofarme energie en andere klimaattechnologieën garandeert geen inclusieve groei, fatsoenlijk werk, betere gezondheid, minder armoede of een aantal andere belangrijke mondiale beleidsprioriteiten. ‘Betaalbare en schone energie’ is niet voor niets slechts één van de zeventien Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties.
Ook als klimaatoplossing is de inzet van meer schone energie alléén niet genoeg. Maatregelen voor energie-efficiëntie spelen ook een belangrijke rol en daarom bevat de IRA bijvoorbeeld een ‘High-Efficiency Electric Home Rebate Program.’ Beter geïsoleerde gebouwen en efficiëntere transportmiddelen zullen bijdragen aan het verminderen van de koolstofuitstoot, lang voordat energie en elektriciteit volledig koolstofvrij zijn. Dat wil zeggen dat efficiëntie de koolstofvervuiling kan terugdringen.
Betere isolatie verbetert ook de levenskwaliteit door bescherming te bieden tegen de rook van bosbranden en andere luchtvervuiling buitenshuis. Het voorkomen dat giftige stoffen door slecht geïsoleerde ramen, deuren en muren het huis binnensijpelen, verbetert tegelijkertijd de menselijke gezondheid, de elektriciteitsrekening en de waarde van onroerend goed.
Het is waar dat deze tegenstelling van groei in schone energie aan de ene kant en efficiëntiemaatregelen aan de andere kant een afspiegeling lijkt te zijn van de kampen ‘groene groei’ versus ‘degrowth.’ Maar dat is een illusie. Efficiëntie betekent méér doen met minder, waardoor het in feite synoniem is met economische productiviteit, een van de belangrijkste ingrediënten in standaard macro-economische groeimodellen.
Dit semantische mes snijdt aan twee kanten. Er zijn ontwikkelingslanden in het Mondiale Zuiden en specifieke regio’s in geavanceerde economieën die sterk afhankelijk blijven van de winning en export van fossiele brandstoffen. Deze sectoren en economieën zullen noodzakelijkerwijs krimpen naarmate de rest van de wereld overschakelt op schonere energiebronnen, en het is goed mogelijk dat ze uiteindelijk armer en meer gedestabiliseerd zullen zijn. Maar dit is niet wat de meeste voorstanders van degrowth in gedachten hebben.
Ja, sommige bedrijven en individuen hebben enorm geprofiteerd van het uitbuiten van de hulpbronnen van de planeet, het lobbyen bij beleidsmakers en het verdoezelen van de schade die ze hebben aangericht. Dat is in veel opzichten waar de motivatie achter veel ‘degrowth’-denken vandaan komt. We kunnen allemaal specifieke activiteiten aanwijzen waar we liever minder van zouden zien. Maar de vraag gaat dan over framing en strategie. Ik denk dat de productieve weg voorwaarts is om ons te richten op de biljoen dollar aan zakelijke kansen die snelle decarbonisatie biedt, en de vele positieve verhalen over transformatie die daarbij horen.
Uiteindelijk moet er een goed evenwicht worden gevonden tussen het ontketenen van de ondernemersgeest en het kanaliseren ervan in de juiste richting; tussen de mantra van Silicon Valley van ‘beweeg snel en maak dingen kapot,’ en de artseneed van ‘doe in de eerste plaats geen kwaad.’ Dit laatste gaat natuurlijk hand in hand met het betalen voor de eigen vervuiling. Die vervuiling zou het ware doelwit moeten zijn, in plaats van de economische groei die voortvloeit uit de pogingen van ondernemers, bedrijven en overheden om de vervuiling te beteugelen.
Vertaling: Menno Grootveld.
NEW YORK – Iedereen heeft behoefte aan een schuldige, en voor velen die zich richten op klimaat en duurzaamheid is economische groei – het kapitalisme – een handig doelwit. Dit is begrijpelijk. Economische expansie is het ultieme kapitalistische gebod, maar oneindige materiële groei op een eindige planeet is fysiek onmogelijk. Vandaar de opkomst van ‘degrowth,’ ‘agrowth,’ ‘post-growth’ en andere concepten die zijn ontstaan om de schijnbaar doordachte kritiek op het ‘standaard’ economische model te onderbouwen.
Maar als je onder de oppervlakte kijkt, zul je zien dat deze botsing van wereldbeelden meer te maken heeft met retoriek dan met feitelijk beleid. Het leidt ook af.
In plaats daarvan moet de focus liggen op het terugdringen van koolstof en andere vormen van vervuiling. Terwijl koolstofrijke, weinig efficiënte economische activiteiten – en soms hele sectoren – moeten krimpen, moeten koolstofarme, zeer efficiënte activiteiten en sectoren groeien. Het benutten van dit natuurlijke proces van ‘creatieve vernietiging’ betekent niet dat we laissez-faire moeten omarmen, waarbij beleidsmakers aan de zijlijn passief toekijken.
Denk aan de enorme negatieve maatschappelijke kosten die gepaard gaan met de verbranding van olie, kolen en gas. Volgens de beste schattingen die we hebben, zijn de maatschappelijke kosten van koolstof in de Verenigde Staten de afgelopen tien jaar bijna verviervoudigd, van ongeveer vijftig dollar per ton uitgestoten kooldioxide naar bijna tweehonderd dollar – en zelfs dat is slechts een gedeeltelijke schatting van de werkelijke kosten.
Alles bij elkaar veroorzaakt elk vat olie en elke ton steenkool die wordt verbrand meer externe schade dan het toevoegt aan het bbp – en dan hebben we andere belangrijke milieufactoren zoals landgebruik en biodiversiteit nog niet eens meegerekend. Gezien deze hoge en stijgende kosten is het beleidsvoorschrift al lang duidelijk: zet een prijs op koolstof. Of nog beter, beprijs alle negatieve externaliteiten en subsidieer de positieve.
De Amerikaanse Inflation Reduction Act (IRA) van vorig jaar werkt in beide richtingen. Maar hoewel de wet een weinig bekende directe prijs voor methaanemissies als gevolg van olie- en gasactiviteiten bevat, ligt de nadruk op subsidies en belastingkredieten. Door het potentieel van markten te benutten en economische groei op specifieke gebieden te stimuleren, vertegenwoordigt hij ‘groen industriebeleid’ in actie.
SPRING SALE: Save 40% on all new Digital or Digital Plus subscriptions
Subscribe now to gain greater access to Project Syndicate – including every commentary and our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – starting at just $49.99.
Subscribe Now
Een dergelijke actieve betrokkenheid van de overheid bij de economie roept een heleboel vragen op. Waar geen twijfel over bestaat, is dat honderden miljarden dollars aan overheidssubsidies de ontwikkeling van hernieuwbare energie, accu-opslag, schoon vervoer en andere belangrijke technologieën in onderontwikkelde sectoren zullen stimuleren. Bovendien zal al die ontwikkeling economische groei genereren, zoals gemeten in de engste zin van het woord door middel van traditionele statistieken over bbp, economische toegevoegde waarde en werkgelegenheid.
Betekent dit dat groei tegen elke prijs goed is? Duidelijk niet. Noch is uitsluitend ‘groene groei’ noodzakelijkerwijs wenselijk wanneer het door een aantal andere lenzen wordt bekeken. De snelle toepassing van koolstofarme energie en andere klimaattechnologieën garandeert geen inclusieve groei, fatsoenlijk werk, betere gezondheid, minder armoede of een aantal andere belangrijke mondiale beleidsprioriteiten. ‘Betaalbare en schone energie’ is niet voor niets slechts één van de zeventien Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties.
Ook als klimaatoplossing is de inzet van meer schone energie alléén niet genoeg. Maatregelen voor energie-efficiëntie spelen ook een belangrijke rol en daarom bevat de IRA bijvoorbeeld een ‘High-Efficiency Electric Home Rebate Program.’ Beter geïsoleerde gebouwen en efficiëntere transportmiddelen zullen bijdragen aan het verminderen van de koolstofuitstoot, lang voordat energie en elektriciteit volledig koolstofvrij zijn. Dat wil zeggen dat efficiëntie de koolstofvervuiling kan terugdringen.
Betere isolatie verbetert ook de levenskwaliteit door bescherming te bieden tegen de rook van bosbranden en andere luchtvervuiling buitenshuis. Het voorkomen dat giftige stoffen door slecht geïsoleerde ramen, deuren en muren het huis binnensijpelen, verbetert tegelijkertijd de menselijke gezondheid, de elektriciteitsrekening en de waarde van onroerend goed.
Het is waar dat deze tegenstelling van groei in schone energie aan de ene kant en efficiëntiemaatregelen aan de andere kant een afspiegeling lijkt te zijn van de kampen ‘groene groei’ versus ‘degrowth.’ Maar dat is een illusie. Efficiëntie betekent méér doen met minder, waardoor het in feite synoniem is met economische productiviteit, een van de belangrijkste ingrediënten in standaard macro-economische groeimodellen.
Dit semantische mes snijdt aan twee kanten. Er zijn ontwikkelingslanden in het Mondiale Zuiden en specifieke regio’s in geavanceerde economieën die sterk afhankelijk blijven van de winning en export van fossiele brandstoffen. Deze sectoren en economieën zullen noodzakelijkerwijs krimpen naarmate de rest van de wereld overschakelt op schonere energiebronnen, en het is goed mogelijk dat ze uiteindelijk armer en meer gedestabiliseerd zullen zijn. Maar dit is niet wat de meeste voorstanders van degrowth in gedachten hebben.
Ja, sommige bedrijven en individuen hebben enorm geprofiteerd van het uitbuiten van de hulpbronnen van de planeet, het lobbyen bij beleidsmakers en het verdoezelen van de schade die ze hebben aangericht. Dat is in veel opzichten waar de motivatie achter veel ‘degrowth’-denken vandaan komt. We kunnen allemaal specifieke activiteiten aanwijzen waar we liever minder van zouden zien. Maar de vraag gaat dan over framing en strategie. Ik denk dat de productieve weg voorwaarts is om ons te richten op de biljoen dollar aan zakelijke kansen die snelle decarbonisatie biedt, en de vele positieve verhalen over transformatie die daarbij horen.
Uiteindelijk moet er een goed evenwicht worden gevonden tussen het ontketenen van de ondernemersgeest en het kanaliseren ervan in de juiste richting; tussen de mantra van Silicon Valley van ‘beweeg snel en maak dingen kapot,’ en de artseneed van ‘doe in de eerste plaats geen kwaad.’ Dit laatste gaat natuurlijk hand in hand met het betalen voor de eigen vervuiling. Die vervuiling zou het ware doelwit moeten zijn, in plaats van de economische groei die voortvloeit uit de pogingen van ondernemers, bedrijven en overheden om de vervuiling te beteugelen.
Vertaling: Menno Grootveld.